
De Mona Lisa keert januari 1914 terug naar het Louvre
Musée du Louvre
Adres: Palais Royal
75001 Parijs - Frankrijk
Op 21 augustus 1911 werd het Louvre in Parijs het toneel van een van de meest verbijsterende kunstroven in de geschiedenis: de diefstal van "De Mona Lisa" door Leonardo da Vinci. Het schilderij, dat nu een van de meest bekende kunstwerken ter wereld is, was destijds beroemd, maar bereikte door de diefstal een ongekende mate van wereldwijde faam. Het zou meer dan twee jaar duren voordat "De Mona Lisa" weer opdook. Het verhaal van deze diefstal is omgeven door mysterie en ironie en heeft bijgedragen aan de mythevorming rond het meesterwerk.
Het Louvre: De thuishaven van de Mona Lisa
De Mona Lisa, ook wel bekend als La Gioconda, was in 1911 al meer dan een eeuw te bewonderen in het Louvre, het prestigieuze museum in Parijs. Leonardo da Vinci schilderde het portret tussen 1503 en 1506, en het werk belandde in de koninklijke collecties van Frankrijk. Tegen het begin van de 20e eeuw was "De Mona Lisa" een geliefd werk, maar het had nog niet de bijna mythische status die het tegenwoordig heeft. De ironie van de diefstal is dat het schilderij uiteindelijk beroemder werd dankzij de diefstal.
De Diefstal: Een overval te midden van bezoekers
Op 27 oktober 1985, op een drukke zondagmiddag, wisten drie gewapende mannen het Musée Marmottan binnen te komen terwijl het museum open was voor publiek. Gekleed in gewone kleren gingen ze het museum binnen, alsof ze normale bezoekers waren. Zodra ze binnen waren, trokken ze hun wapens en bedreigden zowel het museumbeveiligingspersoneel als de bezoekers.
De dieven gingen recht op hun doel af en richtten zich op enkele van de meest waardevolle impressionistische schilderijen in de collectie. Onder de gestolen werken bevonden zich vijf schilderijen van Claude Monet, waaronder het iconische "Impression, soleil levant", dat de oorsprong van de naam “impressionisme” symboliseert.
De dieven werkten snel en efficiënt. Binnen enkele minuten hadden ze de schilderijen van de muren gehaald en ingeladen in een klaarstaande auto. De schok onder het personeel en de bezoekers was groot, vooral omdat velen van hen getuige waren van de overval. Ondanks de aanwezigheid van getuigen en bewakingscamera's wisten de dieven te ontkomen met hun kostbare buit. Het gebeurde allemaal zo snel dat de politie niet op tijd kon ingrijpen.
De diefstal: Een gewone maandag in het Louvre
Op de ochtend van 21 augustus 1911, een maandag, was het Louvre gesloten voor publiek, zoals gebruikelijk op deze dag van de week. Dit was het moment dat de dief, Vincenzo Peruggia, zijn plan ten uitvoer bracht. Peruggia, een Italiaanse glazenmaker die in het verleden voor het Louvre had gewerkt en toegang had tot het gebouw, verstopte zich de nacht ervoor in een kast in het museum. Hij wist dat de beveiliging op maandag minder streng was en zag zijn kans schoon.
In de vroege ochtenduren verliet Peruggia zijn schuilplaats en liep naar de zaal waar "De Mona Lisa" hing. Hij wist het schilderij eenvoudig van de muur te halen en nam het mee naar een nabijgelegen trappenhuis, waar hij de lijst verwijderde en het schilderij onder zijn werkkleding verborg. Hij verliet vervolgens het museum door een dienstuitgang. Omdat het Louvre groot is en de beveiliging beperkt, werd de diefstal pas de volgende ochtend opgemerkt.
De ontdekking en het onderzoek
Pas op dinsdag 22 augustus, toen een kunstschilder het Louvre bezocht om de Mona Lisa te bestuderen, werd de diefstal ontdekt. Hij merkte dat de ruimte waar het schilderij hing, leeg was, en meldde dit aan de medewerkers van het museum. Aanvankelijk dachten de medewerkers dat het schilderij mogelijk voor fotografische doeleinden was weggehaald, zoals soms gebeurde, maar toen het werk na enige tijd niet opdook, realiseerden ze zich dat "De Mona Lisa" was gestolen.
De diefstal veroorzaakte meteen een enorme sensatie in Frankrijk en wereldwijd. De politie startte een groot onderzoek en ondervroeg honderden medewerkers van het Louvre, kunstenaars en andere mogelijke verdachten. Een van de ondervraagden was Pablo Picasso, die destijds in Parijs woonde en eerder betrokken was geweest bij een controversiële kunsttransactie waarbij gestolen beeldjes uit het Louvre waren gekocht. Hij werd uiteindelijk vrijgesproken van elke betrokkenheid, maar zijn ondervraging onderstreept hoe wijdverspreid het onderzoek was.
Ondanks de intensieve inspanningen van de Franse politie en internationale opsporingsdiensten, bleef het schilderij spoorloos. Het Louvre plaatste zelfs een lege plek waar "De Mona Lisa" hing, wat het mysterie en de publieke fascinatie alleen maar vergrootte. Het schilderij was plotseling veel beroemder dan het ooit was geweest toen het nog in het museum hing.
De dief: Vincenzo Peruggia
De man achter de diefstal, Vincenzo Peruggia, was een Italiaanse immigrant die in Parijs werkte als glazenmaker. Zijn motief voor de diefstal was opvallend patriottisch: hij geloofde dat "De Mona Lisa" eigendom was van Italië en dat het schilderij tijdens de Napoleontische oorlogen was gestolen. In werkelijkheid had Leonardo da Vinci het schilderij aan de Franse koning geschonken toen hij zich in 1516 in Frankrijk vestigde, maar Peruggia was ervan overtuigd dat hij het schilderij “terugbracht” naar zijn geboorteland.
Peruggia had het schilderij meer dan twee jaar in zijn appartement verborgen gehouden. Hij bewaarde het in een eenvoudige kist met dubbele bodem en hield het verborgen voor vrienden en familie. Zijn plan was om het schilderij uiteindelijk terug naar Italië te brengen en het daar aan een museum te schenken, zodat het naar zijn mening in zijn rechtmatige thuisland zou terugkeren.
De terugkeer van de Mona Lisa
In december 1913, meer dan twee jaar na de diefstal, besloot Peruggia dat de tijd rijp was om het schilderij terug te brengen naar Italië. Hij nam contact op met de Italiaanse kunsthandelaar Alfredo Geri in Florence en bood aan "De Mona Lisa" aan hem te verkopen voor een bescheiden bedrag, met de voorwaarde dat het werk in een Italiaans museum zou worden tentoongesteld. Geri, achterdochtig maar nieuwsgierig, stemde in met een ontmoeting en informeerde tegelijkertijd de autoriteiten.
Tijdens hun ontmoeting toonde Peruggia het schilderij aan Geri, die onmiddellijk bevestigde dat het om het originele werk ging. Geri overtuigde Peruggia om het schilderij tijdelijk achter te laten voor verificatie. Ondertussen schakelde Geri de politie in, die kort daarna Peruggia arresteerde in zijn hotelkamer.
"De Mona Lisa" werd teruggebracht naar het Louvre in januari 1914, tot grote vreugde van het publiek en kunstliefhebbers wereldwijd. De terugkeer van het schilderij zorgde voor enorme opwinding, en het Louvre beleefde een enorme toestroom van bezoekers die het schilderij wilden zien. Ironisch genoeg had de diefstal "De Mona Lisa" tot een ongekend niveau van roem en populariteit verheven.
De nasleep: Proces en reputatie
Tijdens zijn proces beweerde Vincenzo Peruggia dat hij had gehandeld uit patriottisme en dat zijn enige doel was om "De Mona Lisa" terug naar Italië te brengen. De rechtbank hield echter rekening met het feit dat hij ook een som geld had geëist voor het schilderij, wat zijn verhaal minder overtuigend maakte. Peruggia werd veroordeeld tot één jaar en 15 dagen gevangenisstraf, een relatief lichte straf, deels omdat zijn daad werd gezien als een misverstand uit patriottische overtuiging.
Na het uitzitten van zijn straf keerde Peruggia terug naar Italië, waar hij in de anonimiteit leefde tot zijn dood in 1925. De diefstal zelf bleef echter een van de meest besproken kunstroven in de geschiedenis, en de status van "De Mona Lisa" als het beroemdste schilderij ter wereld was vanaf dat moment onbetwist.
Culturele impact en beveiliging
De diefstal van "De Mona Lisa" veranderde niet alleen de manier waarop het publiek naar het schilderij keek, maar had ook een blijvende impact op de beveiliging van kunstwerken in musea wereldwijd. Het Louvre verbeterde zijn beveiligingssystemen aanzienlijk na de diefstal, en kunstinstellingen overal ter wereld volgden dit voorbeeld. De gebeurtenis heeft het bewustzijn vergroot over de kwetsbaarheid van cultureel erfgoed en de noodzaak van strenge beveiligingsmaatregelen om kunstwerken te beschermen.
De diefstal van 1911 speelt ook een belangrijke rol in de mythologie rond "De Mona Lisa". De mysterieuze glimlach, de onbekende identiteit van de vrouw op het schilderij en de grootschalige publiciteit rond de diefstal en de uiteindelijke terugkeer hebben allemaal bijgedragen aan de legende van het schilderij. "De Mona Lisa" werd veel meer dan alleen een meesterwerk van de Renaissance; het werd een cultureel icoon dat het verstrijken van de tijd en de kracht van kunst symboliseert.
Een diefstal die de wereld veranderde
De diefstal van "De Mona Lisa" in 1911 is zonder twijfel een van de beroemdste kunstroven in de geschiedenis. De eenvoudige maar effectieve diefstal door Vincenzo Peruggia, een man die werd gedreven door een misplaatst gevoel van patriottisme, leidde tot een ongekende internationale zoektocht en verhoogde de bekendheid van het schilderij tot ongekende hoogten. Uiteindelijk kwam "De Mona Lisa" terug naar het Louvre, waar het sindsdien beter beschermd is en een van de meest bezochte kunstwerken ter wereld blijft.